Wanneer begon bij mij de passie voor klassiekers? Het begon eigenlijk met de passie voor auto's in zijn algemeenheid. Voor zover ik terug kan gaan in mijn herinneringen, waren auto's mijn passie. Altijd spelen met autootjes. Altijd van Lego autootjes bouwen, of Meccano-voertuigen in elkaar schroeven. Tijdens de tekenles op school tekende ik altijd auto's. Mijn meester zij mij eens: "Kun je eens wat anders tekenen?" Dan tekende ik Goofy of Donald Duck. Maar dan wel in een auto.
Ook autofolders verzamelen natuurlijk. Op het fietsje in een straal van 20 kilometer rondom de woonplaats Middelburg alles afstruinen. Daarnaast vanaf mijn twaalfde allerlei automagazines kopen. Elk nieuw nummer van Autovisie, Autokampioen, Autorevue, Auto Motor und Sport, Top Driver, Fast Lane, Motor Trend en Road and Track werd aangeschaft. Ik heb decennialang de ongeremde drift gehad, om van elk autotijdschrift in de wereld tenminste één exemplaar te hebben en dan het liefste het allereerste nummer. Later, toen ik voor mijn werk veel reisde door de VS en alle uithoeken van Europa, groeide dit uit tot enorme stapels.
Mijn eerste auto kocht ik pas op mijn 21e in 1986. Een mooie BMW 1802 van de eerste eigenaar in de kleur Chamonix met donkerblauw stoffen interieur. Trots als een pauw meteen rondje rijden. Dit kwam abrupt ten einde onder de vuurtoren van Westkapelle. Daar, in een haakse bocht op ietwat vochtige straatsteentjes gaf ik te vroeg, te veel gas. De achterbanden verloren hun grip, waardoor ik in een strook groen terechtkwam tussen de straat en het fietspad. Rechtsvoor sneuvelde een verkeersbord als een luciferhoutje. Toen doemde er een kolossale boom op. Die had geen zin om opzij te gaan. KABOEM!!! Die BMW had desalniettemin toch een positieve indruk bij mij achtergelaten. In Arnemuiden - waar ik toen woonde - vond ik bij garage Meerman een Chamonix gekleurde 1502 in redelijke staat voor 1000 gulden. Wat als ik nu van deze en mijn 1802 een hele mooie maak? In een half jaar heb ik toen de 1502 voorzien van de 1800-motor uit de 1802 en alle onderdelen die beter en mooier waren overgezet. Nieuwe voorschermen erop. Roest hier en daar aangepakt en vervolgens laten spuiten. Met die wagen heb ik jarenlang enorm veel lol gehad.
Ik woonde begin jaren 1990 in Winterswijk en werd lid van de Winterswijkse Oldtimer Club (WOC) en tevens redacteur van het clubmagazine. Zodoende kwam ik in contact met veel klassiekereigenaren om te schrijven over hun passie.
Ik kwam op het idee om mijn BMW 1802 om te bouwen naar cabriolet. En laat ik er dan maar meteen een zescilinder in planten. Vele avonden sleutelde ik, maar uiteindelijk strandde dit project en verkocht ik mijn BMW. Toen kwam er iets heel anders: een 2CV Charleston, zwart-rood. Veel kilometers moest ik privé namelijk niet maken.
Met de 2CV was het heerlijk toeren in de Achterhoek. Maar als ik naar familie in Zeeland ging in de winter, was het wel dikke jassen aan en drie uur 'fladderen' met de Eend.
Winterswijk was overigens een fantastische uitvalsbasis voor het verzamelen van autofolders met Duitsland nabij.
De 2CV moest worden vervangen voor iets waarmee wij verre vakantieritten konden maken. Het antwoord hierop kwam in de vorm van een Alfa 75 3.0 V6. Een dealerboekje van Alfa Duitsland bemachtigd en structureel Alfa-dealers gebeld met de vraag of men een 75 V6 te koop had. Op een gegeven moment... bingo! Een medewerker van een dealer wilde van zijn rode 1991 75 3.0 V6 af. Perfect onderhouden. Ik kijken. Rijden en... kopen!
In 1995 verhuisde ik naar Veldhoven. Met de Alfa in de winter rijden vond ik zonde en daarom een pekelbak aangeschaft; de 1983 Corolla Hatchback van mijn schoonouders. Probleemloze pakezel waar ik met gemak pallets in vervoerde. Heb er ooit mee voorgereden bij De Karpendonkse Hoeve, een Michelinsterrenrestaurant in Eindhoven. Toen hadden ze nog personeel die je bij de deur opwachtte, om vervolgens jouw auto te parkeren. Die gast keek niet vrolijk toen ik hem de sleutels gaf. Ietwat later kon ik van Benno Schmitz - de uitgever van Klassiek & Techniek - een Saab 9000 lenen om ermee in de winter een zogenaamde 'pekelbaktest' mee uit te voeren. Heerlijke auto was dat. Enkel die koppeling... met 3 ton op de teller, slipte die.
De Alfa werd in de wintermaanden gepoetst. En waarom niet de motor er even uit, zodat ik het daar ook goed kan schoonmaken. En waarom niet de wielophanging er vanonder om weer mooi te maken. En waarom niet... Op een gegeven moment stond er een karkas onder de carport en lagen onderdelen door het gehele huis. Zelfs onder het bed!
Op de motor moest een compressor komen. Het dashboard moest rode klokken krijgen. Enzovoort, enzovoort. Het liep allemaal gi-gan-tisch uit de hand. Ondertussen had de Corolla plaatsgemaakt voor een Alfa 33 1.7 16V, dus twee Italianen voor de deur. Die 33 reed als een kart!! Mijn vrouw vond de wagen echter te hard afgeveerd; telkens als zij meeging, moest zij haar sport-bh aandoen. Vervolgens was er een kleine in aantocht en dat deed ons besluiten het 'autowiel' volledig om te gooien. Alfa eruit, Citroën Xantia erin. Heerlijke, ruime, comfortabele auto was dat.
Maar terug naar de hobbyauto, de Alfa 75. Met de komst van de kleine werd er vaak maanden niet aan gewerkt en dus... verkopen. Maar... een andere hobbyauto deed zijn intrede, wederom een 2CV maar nu in de zeldzame crème-rode Dolly-uitvoering. En ietwat later nog een Citroën: een 1985 CX 25 GTI Turbo I met alle opties. Van die beide Citroëns heb ik jaren genoten. De kids vonden de 2CV fantastisch. Ik heb er ook verschillende ritten mee gereden met mijn vader en schoonvader over de Route Nationale naar de Elzas, onderweg genietend van de Franse 'cuisine'. En dan bewijst zo'n 2CV zijn veelzijdigheid: over de besneeuwde Grand Ballon en met een kofferklep die als picknicktafel is te gebruiken.
De CX mocht regelmatig mee op zakenreis naar Duitsland waar ik er dik 200 suisde tussen de 'Duitse Sterren' en het 'Beierse Blauw-Wit'. Een tweede CX 25 Turbo kwam erbij als donor en een witte CX 25 GTI automatique om lekker lui te toeren. Vier Citroëns dus!
Ondertussen, circa 2004 en vader van twee kinderen, begon de klassiekerpassie meer en meer bezit te nemen van mijn doen en laten. Want ik had het plan bedacht om uit elk groot autoproducerend land een auto te bezitten, waarbij de totale collectie een gevarieerde samenstelling moest hebben. Het lijstje zag er als volgt uit:
1. Een vierdeurs cabriolet uit Frankrijk zijnde de 2CV, die had ik al;
2. Een sportieve sedan uit Italië, daarvoor werd een Alfa 1750 Berlina aangeschaft die te slecht bleek en werd verkocht. Maar niet veel later kwam een 2000 Berlina;
3. Een coupé uit Duitsland. Die vond ik in een dijkwoning in Groot-Ammers. Een gestrand project, zijnde een BMW 2000 CA. Dit model vind ik zo ongelofelijk sierlijk vormgegeven. Om in de woorden van Nina Hagen te spreken: "Unbeschreiblich Weiblich!" Ik had eigenlijk aan mijn vrouw beloofd geen auto erbij te kopen. Als ik dit toch zou doen, zou ik een massagecursus moeten volgen om haar hernia te verzachten. Je begrijpt het al...;
4. Een luxe limo haalde ik op ergens in Oost-Nederland. Dat werd een Vanden Plas Princess 4 Litre R. Schitterende statige auto met veel leer en hout. Was overigens weer een project, dat wel rolde maar niet uit zichzelf;
5. Een SUV uit de VS, zijnde een Jeep Grand Wagoneer. Deze is er nooit gekomen en werd later weer van mijn 'mot-ik-hebbuh'-lijst geschrapt ten faveure van een Monteverdi Safari, die er ook nooit is gekomen. Enkel de brochure;
6. Een sportcoupé uit Japan. Dat moest een Mazda RX-7 worden met zijn eigenwijze Wankelmotor;
7. Een grote station uit Zweden. Een Volvo 264 GLE.
Nummers 5 t/m 7 heb ik nooit aangeschaft, omdat de rede het van de emotie won en ik toch wel in begon te zien, dat dit met jong gezin, drukke baan en beperkte financiële armslag niet mogelijk zou worden. Tevens kwam een droomauto op mijn pad van een merk waar ik sinds mijn jeugd alles van verzamelde: modelletjes, knipsels, artikelen uit tijdschriften. Een Iso. De Grifo is de meest begeerde, maar voor mij te duur. Het werd een Lele, die nog zeldzamer is: 285 stuks plus wat specials. Degene die ik eind 2006 vond op marktplaats.nl was van een chirurg uit Delft. De BMW en Vanden Plas vonden snel een nieuwe eigenaar. De 2CV Dolly en de Alfa Berlina zouden samen met de Lele meeverhuizen naar Hellevoetsluis in 2007. In 2009 ging dan uiteindelijk de Dolly weg. Toen was ik al een jaar bezig met de restauratie van de Lele, waarover lezers van Klassiek & Techniek jarenlang hebben kunnen lezen, want deze werd van een geplande 'opknapbeurt' een totale restauratie met 200 lasuren, lang zoeken naar onderdelen en regelmatig lege portemonnee. Daarnaast werd de Berlina kaal gemaakt en rallyklaar gemaakt voor de Winter Trial 2013 die ik in Scandinavië reed.
Om de restauratie van de Lele te financieren, moest de Berlina toch echt weg. Zij vond een Vlaming als nieuwe eigenaar. De opbrengst ging in de diepe put die 'Lele restauratie' heette. Na tien jaar werd de restauratie in 2018 afgerond.
Ondertussen groeide mijn interesse voor gemotoriseerde, klassieke tweewielers; brommers, motorfietsen. Een motorrijbewijs heb ik (nog) niet en daarom lag het voor de hand om weer een brommer aan te schaffen. (Ik had ooit een Puch gehad en in mijn puberteit Zündapp.) Voor een reportage was ik bij Arie's Classics en daar viel mijn oog op een oude Cyrus. Een Saxonette uit 1964. Ik hoop echter ooit nog eens een Nimbus en/of een BMW K1 te bezitten.
De Iso Lele heb ik in 2020 verkocht. Ondanks dat ik mijn droom - het bezitten van een Iso - verwezenlijkte, kon ik er niet echt van genieten. Ik durfde nauwelijks in de auto te rijden. Te mooi! Te bang voor een kras en een spat regen. In de plaats is een youngtimer gekomen, die geen restauratie behoeft omdat ik daar simpelweg geen tijd voor heb. Ik heb nu als hobby een 1998 BMW 840Ci M-individual 'Japan Edition' (speciale editie voor Japanse markt die in oplage van 298 is gebouwd, waarvan 122 in Avusblau).
Maar hoe ben ik eigenlijk gekomen tot het schrijven van KLASSIEKERPASSIE? Áwel, zoals ik hiervoor reeds schreef, werd ik redacteur van het clubblad van de WOC. Dit eindigde met mijn verhuizing naar Veldhoven in 1995. Doordat ik Alfa reed, werd ik lid van de VARLN (Vereniging van Alfa Romeo Bezitters Nederland) en redacteur van het clubblad Duemila. Zo leerde ik schrijven.
Toen in 1998 Klassiek & Techniek uitkwam, kocht ik - uiteraard! - het allereerste nummer. De hoofdredacteur Gert te Lintelo vroeg aan de lezers in zijn voorwoord, wat zij van zijn magazine vonden. Ik schreef een brief; zo ging dat toen nog. Na enige tijd belde Gert mij op. Een half uur lang gekletst over het magazine en de klassiekerwereld. "Wil jij voor mij schrijven", vroeg hij plots. En zo geschiedde. Tot op heden schrijf ik nog regelmatig voor Klassiek & Techniek en was ook jarenlang hoofdredacteur. O ja, ook nog hoofdredacteur geweest van Auto Italia waarvan in 2004 slechts één nummer verscheen. Gedurende die periode fantastische mensen leren kennen, die vol passie vertelden over hun hobby over hetzij bromfiets, motorfiets, personenauto, of vrachtauto. Daar wilde ik meer mee doen! Een magazine maken waar de persoon en zijn passie voor klassiekers centraal staat. Zo geschiedde!